ONGEWENST BEZOEK
Ik stem af op het huis.
Op de oprit is het leeg. Ik ga door de voordeur naar binnen en loop rechtdoor naar de keuken. Daar staat een man in een lange cape met een grote kap op naar me te kijken.
Wat mot je, vraagt hij kwaad. Scheer je weg, sodemieter op dit is mijn huis.
Ho, ho ho, zeg ik, even normaal hoor. Zo gaan we niet met elkaar om.
Nou ik anders wel, bromt de man tegen me.
Hij heeft een mes in de handen en houdt dit voor zich op mij gericht.
Ga je dat gebruiken? vraag ik.
Ja, ik ben vlees aan het snijden ik wil eten, zegt de man.
Hij heeft intussen zijn kap afgedaan en kijkt me aan. Hij heeft een kaal hoofd. Hij lijkt een jaar of veertig, vijftig.
Ja, zegt hij, die mantel kan nu ook wel af want jij bent niet bang voor mij geloof ik. Anders had je wel gegild.
Nee, zeg ik, ik ben niet bang.
Mooi, zegt de man, dan kun je nu weer gaan en hij draait zich naar het aanrecht en begint te snijden.
Ik wil je graag iets vragen, zeg ik.
O ja? zegt de man en hij kijkt verbaasd op naar mij. Wat wil je weten?
Waarom je hier bent, zeg ik.
Nou, omdat ik hier woon. Die andere mensen moeten eens maken dat ze wegkomen. Ze storen mij de hele tijd. Ik kan nooit doen wat ik wil, ze lopen me in de weg. Hé, zegt hij dan verbaasd. Jou ken ik. Jij was hier ook wel eens.
Ja, dat klopt, zeg ik, ik kwam op visite.
Nou, niet mijn visite, en hij draait zich weer naar het aanrecht om verder te snijden.
Heb je hier altijd gewoond? vraag ik.
Nee, zegt de man. Dit huis stond ineens een tijdje leeg en toen ben ik erin getrokken. En toen kwamen die twee van hierboven. Hij zwaait met zijn mes richting plafond.
Ik wil ze weg hebben, maar dat lukt me nog niet.
Is het misschien een beter idee dat jij weggaat? vraag ik.
Ik zou niet weten waar naartoe, zegt hij.
Wat dacht je van naar de hemel te gaan, antwoord ik.
De man begint te bulderen van het lachen.
Je denkt toch werkelijk niet dat die bestaat? vraagt hij. Wat een onzin. Dan was ik er al geweest, want ik ben dood hoor. Maar geen hond die me ziet of wie ik herken. Ik ben moederziel alleen en toen ik dit huis vond besloot ik hier maar te blijven, want wat moet je anders hè.
Verder met je leven, zeg ik.
Mens, roept de man uit, heb je wat aan je oortjes, ik ben dood. D-O-O-D. Dood.
Ja, ik heb het gehoord, zeg ik.
Nou zeur dan niet, zegt de man nukkig.
Ik zeur niet, zeg ik. Luister maar even wat ik te vertellen heb. Na je dood kun je ook naar je geliefden die al zijn overleden.
De man kijkt me aan alsof hij water ziet branden.
Ammehoela, zegt hij.
Ja, echt, zeg ik, je kunt dan met iemand meegaan en dan kom je bij de mensen die je van de aarde kende en die al zijn overleden.
Hij legt zijn mes neer op het aanrecht.
En waarom is er dan niemand gekomen voor mij? vraagt hij.
Ik denk dat je die gemist hebt, antwoord ik, want er komt altijd iemand. Of wat later.
Nu je het zegt, zegt de man nadenkend, er was wel iemand maar die kende ik niet en toen was ik al een tijdje aan het ronddolen. Ik vertrouwde die figuur voor geen meter. Ik dacht, daar trap ik mooi niet in. Misschien had ik wel mee moeten gaan… De man krabt eens achterop zijn hoofd.
Zeg kun jij die dan vragen om me op te halen? vraagt de man.
Jawel, zeg ik. Dat kan ik.
Nou dat is mooi, zegt de man. Doe maar, misschien dat het dan nog een beetje leuker wordt, want dit leven is werkelijk niks aan.
Mag ik weten waarom je hier bent?, vraag ik. Is er nog een andere reden behalve dat toen het huis leegstond? Ken je de mensen die hier wonen?
Nee, zegt de man, ik ken ze niet. Geen familie of kinderen van vrienden. Nee, geen idee wie het zijn.
Kwam jij ook wel eens op de slaapkamer bij ze?, vraag ik.
Ja, zegt de man, dan nam ik een kaarsje mee om te kijken of ze weg waren als ik thuis kwam. Maar ze liggen hier altijd. Soms één en soms twee, dat wisselt wel eens. Maar er is nooit plek voor mij. Ik ga niet zomaar bij vreemden in bed liggen hoor.
Netjes van je, zeg ik. Zal ik je dan nu helpen? Dan kun je verder.
Ik heb de man geholpen om verder te gaan, om een nieuw avontuur aan te gaan, zoals hij zelf zei.
Hij werd liefdevol opgehaald.
De woning heb ik beschermd en de bewoners zullen geen last meer hebben van ongenode gasten.